Maastricht 20 januari 1919.
Brief aan aftredende bestuursleden;
De vereniging ‘De Limburgsche kunstkring’ zou zich aan een laakbaar verzuim schuldig maken, indien zij het aftreden der oprichters haaren vereniging zonder een woord van hartelijk afscheid stilzwijgend voorbij ging.
Het is haar integendeel een groot voorrecht een gelegenheid te hebben openlijk de groote verdiensten van het voorgaande bestuur te kunnen huldigen door een woord van oprechten welgemeenden dank voor den ijver, de toewijding en den takt die door u allen zooveel jaren is aan den dag gelegd bij het bevorderen van den Limburgschen aesthetiek.
De dankbare herinnering van het door U te dien zake tot stand gebracht, zal het voor het nieuwe bestuur wel moeilijk maken U hierin te evenaren, maar gedachtig aan het ‘noblesse oblige’ zal zij toch daarin een aansporing blijven zien om op den door U ingeslagen weg te blijven voortgaan.
Het moet U tot een vleiende voldoening en dankbaar aandenken zijn geweest dat Uw afscheid werd bekroond door een officiële erkenning van verdiensten bij gelegenheid van het bezoek van de gemeentelijke overheid alhier bij de laatst gehouden tentoonstelling.
Het bestuur van de vereniging heeft gemeend U het eerelidmaatschap te moeten aanbieden en hoopt dat U dat kunt waarderen. Met den innigen wensch dat de LK op Uwe hooggeschatte medewerking als eereleden zal mogen rekenen en het U allen in uw particuliere leven zeer wel moge blijven gaan.
Namens het bestuur:
J. Hustinx – voorzitter.
V. Smeets – secretaris.
Bestuursleden:
- J. Hustinx – voorzitter
- J. Herfst – ondervoorzitter
- V. Smeets – secretaris
- V. Reinders – 2e secretaris
- A. Hustinx – penningmeester
- R. Graafland
- H. Jonas
- G. Eberhard
Eereleden:
- P. Brouwers
- J. Klijnen
- Th. Jansen
- N. Gilissen
(Transcriptie uit het handschrift: Jos Solberg)